Op het plein van het Baanderherencollege (BHC) in Boxtel staat sinds kort een bijzonder gebouw: het WikiLab. Een houten lokaal, gebouwd door leerlingen van de school zelf, samen met lokale bedrijven. Maar vooral een plek waar leerlingen uit groep 7 en 8 kennismaken met de wereld van technologie, én alvast een glimp opvangen van het voortgezet onderwijs. Ook leerlingen van het BHC zelf gaan in het WikiLab aan de slag!
“Ons doel is niet alleen om de leerlingen technologie te laten ervaren, maar vooral om ze te verwonderen,” vertelt Marloes van Driel, projectleider van het WikiLab. “We willen dat ze binnenkomen en denken: wow, is dit ook technologie?”
Van noodlokaal naar WikiLab
In eerste instantie was het plan van de school om een noodlokaal te laten bouwen. Maar al snel werd duidelijk dat er veel meer uit dat project te halen viel. De constructie van het gebouw werd een schoolopdracht op zich. Leerlingen uit verschillende leerwegen en profielen, van BWI tot PIE en praktijkonderwijs, bouwden samen aan het ‘lab'.
Daarmee werd met de realisatie van het gebouw al ingezet op het technologieonderwijs van de toekomst: samenwerken met bedrijven, werken aan levensechte opdrachten, en tegelijk bijdragen aan de zichtbaarheid van technologie in de regio. Gedurende de constructie, groeide het enthousiasme en ontstond het idee van het WikiLab: een plek waar ruimte was voor (basisschool)leerlingen om technologie te komen ontdekken.
Eerste ervaringen: denken, doen, delen
Inmiddels is het WikiLab in gebruik en worden diverse pilotlessen gedraaid. Elke maandag, dinsdag en vrijdagochtend is het lab geopend voor basisscholen die een technologieles willen volgen op locatie. Onlangs kwam een volledige groep 8 van basisschool Willibrordus uit Esch langs. “Dat was onze eerste echte pilotgroep,” vertelt Marloes. “En het was meteen een schot in de roos. De pauze heeft nog geen kwartier geduurd, ze wilden gewoon weer aan de slag.”
Tijdens hun bezoek werkten de leerlingen aan een ‘challenge’: het bouwen van een bionische bloem. Daarbij leerden ze over biomimicry – hoe techniek de natuur nabootst – en gingen ze zelf experimenteren met vormen, materialen en werking. Elk groepje bouwde uiteindelijk een eigen versie van de bloem, die via de laptop aangestuurd kon worden. “Aan het eind had je vier totaal verschillende bloemen. Dat is precies wat we willen: ruimte voor creativiteit en eigen ideeën.”
Het WikiLab werkt volgens het principe ‘denken – doen – delen’. Leerlingen krijgen eerst een vraagstuk of challenge, ontwerpen hun oplossing, bouwen die uit met beschikbare materialen en presenteren het resultaat vervolgens aan elkaar. “Zo oefenen ze technologievaardigheden én presenteren ze wat ze hebben geleerd. Het enthousiasme waarmee dat gebeurt, is heel aanstekelijk. Zowel voor henzelf als voor de leerkrachten die meekomen.”
Techniekervaring die basisscholen vaak niet kunnen bieden
Volgens Marloes vervult het WikiLab een waardevolle rol in de regio. “Veel basisscholen willen wel iets doen met technologie, maar missen de materialen, de tijd of de kennis. Bij ons kunnen ze gewoon instappen in een goed voorbereid programma.” Daarbij helpt het enorm dat de lessen worden gegeven in een inspirerende omgeving, met begeleiding van de docenten uit het voortgezet onderwijs.
De ambitie is duidelijk: het WikiLab moet een vaste plek krijgen in het technologielandschap van de regio. Daarbij wordt ook gekeken naar uitbreiding van het programma, bijvoorbeeld door het betrekken van andere profielen. “Het zou mooi zijn als leerlingen hier niet alleen iets met robotica doen, maar ook eens kunnen metselen of werken met hout,” zegt Marloes.
De stap naar het vo wordt ineens een stuk kleiner
Wat het WikiLab extra leuk maakt, is dat het niet alleen technologieonderwijs biedt, maar ook de drempel naar het voortgezet onderwijs verlaagt. “Voor veel bassischoolleerlingen is een bezoek aan een middelbare school spannend. Hier merken we dat die spanning snel omslaat in enthousiasme. Ze voelen zich welkom, ze doen iets wat ze leuk vinden, en ze gaan met een positief beeld weer naar huis. Hopelijk kiezen steeds meer leerlingen daardoor voor de technologie!”
